Het verhaal van de rivier
Boven op de berg ontsprong een rivier. Als een kind, spelend en spetterend, sprong hij van steen tot steen. Zijn moeder, de berg, voedde hem met helder water, en hij groeide en werd een wilde jongen. Als een waaghals stortte hij zich bruisend en schuimend langs de steile rotswand naar beneden en stroomde voort tussen bergkloven, in stroomversnelling na stroomversnelling. In het dal kwam hij tot rust en verbreedde zich. Hij stroomde langs bossen en dorpen, liefkoosde de steden aan zijn oevers en droeg schepen op zijn rug.
Na een lange tocht kwam hij bij de woestijn. En…daar kon hij niet verder. Wat hij ook probeerde, het water liep weg in het zand. Een doortocht leek onmogelijk.
De rivier werd bang en probeerde terug te gaan om een andere bedding te zoeken, maar ook dat lukte niet.
De woestijn, die de strijd en angst van de rivier al een tijdje gadesloeg, fluisterde: ‘De enige die mij kan passeren is de wind. Als je wilt oversteken geef je dan over aan de wind.’
“Maar, ik wil stromen,” zei de rivier.
“Je kunt niet stromen; al je water zal verdwijnen in het zand. Hoogstens een modderpoel zal er van je overblijven.”
“Hoe kan ik me overgeven aan de wind? Alles wat ik met me heb meegevoerd zal ik verliezen. Ik zal mezelf verliezen.”
“Je kunt alleen verliezen wat niet echt bij je hoort”, zei de woestijn, “Laat je dragen in de armen van de wind.”
Toen de rivier zijn verzet opgaf verdampte zijn water tot de laatste druppel.
De wind wiegde hem in zijn armen en droeg hem over de woestijn.
Aan de andere kant van de woestijn kwam hij bij een hoge berg en hij regende neer in grote druppels en werd weer een rivier, die sprong van steen tot steen en alles begon opnieuw…maar, niets was hetzelfde. De rivier kende nu geen angst meer, hij besefte dat iets in hem onvergankelijk is en dat gaf hem zoveel kracht. Hij brak door bergen en rotsen en het land daarachter en vond zijn weg naar de oceaan.
“Ik wist het wel”, fluisterde de woestijn.
(leo@zintenz.nl)